Ongepubliceerd. Geschreven (2018?) als proloog voor een boek met werktitel ‘Voetbal is oorlog’, niet bekend wanneer en of deze ooit af komt.
In tegenstelling tot die appel – een voltreffer – was deze agent niet op zijn achterhoofd gevallen. Hij gelooft weliswaar in de zwaartekracht, maar niet dat de zwaartekracht een appel zonder hulp in een perfecte boog richting een mand kan laten vliegen. Ikzelf zit hoog in een appelboom en houd mij schuil achter een dikke tak. Ik zie dat Patries – die de mand had vastgehouden – al door een andere agent in de surveillancewagen wordt gedrukt.
De agent schijnt met zijn krachtige zaklamp in de schemering omhoog, “Kom onmiddellijk naar beneden als je het niet nog erger wilt maken”. Hoe kan dit in hemelsnaam nog erger worden? Pa zal woest zijn. Toch doe ik het maar. Patries woont in het dorp en ze gaat hier naar school. Het zal niet lang duren voordat ze er via haar achter komen wie we zijn.
Handig laat ik mij uit de boom glijden en kom naast de agent op de drassige kleigrond tot stilstand. “Nou zitten mijn sneakers verdorie onder de modder”, bijt ik de agent toe die de zaklamp bij de kop vasthoudt en in mijn gezicht schijnt. Ook ik word op de achterbank gedrukt en zwijgend rijden we naar het voormalige gemeentehuis waar de agenten – die van elders komen – een kamertje hebben dat als politiebureau dienst doet. Daar vinden ze al snel de bibliotheekpas van Patries en binnen tien minuten staat haar vader voor ons tegen Patries te schreeuwen. De agent onderbreekt hem en vraagt, “Weet u wellicht ook wie hij is?”. Daar heeft haar vader geen moeite mee, “Allicht, dat is die Barrie van de winkelman!”. De agent tikt op een toetsenbord en zegt “Die achternaam komt niet in ons systeem voor, weet u ook waar hij woont?”. “Woont? Nee, zo kunt u dat niet noemen. Maar zoals ik zei, hij is van de winkelman. Zijn pa en hij slapen in die vervloekte wagen van hen. Die WensWagen staat al weer twee weken bij het sportveld achter de school”.
Niet iedereen in het dorp is even blij met de ‘WensWagen, voor al uw dagelijkse benodigdheden’, zoals onze winkelwagen officieel heet. Maar aangezien er geen winkel in het dorp Overmeer is – dat ook buiten de routes van de SRV ligt – staan de meeste dorpsbewoners niet uitsluitend negatief tegenover de onregelmatige bezoeken van de winkelwagen. Ongeveer de helft van de dorpsbewoners is daarnaast – meer of minder openlijk – opgetogen over de perioden dat de WensWagen in het dorp is. De beloofde dagelijkse benodigdheden worden door de ‘winkelman’ namelijk breder genomen dan uitsluitend de boodschappen. De wagen is naast ‘supermarkt’ en ‘videotheek’ ook een ‘snackbar’ en ’s avonds kan men er een ‘alcoholische consumptie’ nuttigen. In een dorp zonder winkel of kroeg waar wel twee kerken staan levert dat uiteraard ook tegenstanders op. Tot die laatste categorie behoort de vader van Patries. Hij was dan ook van harte bereid om de ‘winkelman’ even een ‘enkeltje politiebureau’ te geven. Een kwartier later stond Pa dus tegenover me. Hij had al een paar biertjes gehad maar was gelukkig nog niet dronken.
Pa is flink uit zijn humeur als hij hoort wat er gebeurd is. Hij begrijpt dat ik de door hem gevraagde appels had willen gaan stelen. Maar naar buiten toe blijven wij een team. Hij ziet zijn mand op tafel staan en constateert dat die nog leeg is. Uiteraard is die mand slechts leeg omdat die agent zijn stomme kop er letterlijk tussen stak. Ik kan prima appels werpen en Patries kan ze prima vangen.
Pa pakt de mand. “Dus uw verhaal is dat mijn Barrie appels aan het stelen was en dat u hem gearresteerd heeft toen de eerste appel via uw eigen hoofd onder de boom belandde”. Na bevestiging vervolgde hij, knikkend naar de vader van Patries, “Ik weet dat u op zaterdagen regelmatig voetbalwedstrijden fluit voor de christelijke voetbalvereniging hier in het dorp”, Patries’s vader knikt. “Als u daarbij een geplaatst schot richting de rechterhoek van het doel ziet draaien en de keeper grijpt in en kopt hem naast het net over de achterlijn, is dat dan een doelpunt?”, beide agenten schudden samen met de vader van Patries verontwaardigd hun hoofd. “OK. Hoe kan hier dan sprake zijn van diefstal? Deze mand is toch leeg? Dat oom agent goed kan koppen doet daar toch niets aan af?”.
Pa won de woordenwisseling en liep met mij en de mand naar de deur. Ik sla hem schaterend op de schouder. Pa is daar niet van gediend. Nog voor we de ruimte uit zijn zegt hij streng “Maar die keeper geeft wel een hoekschop weg en die gaat jouw achterwerk straks in ontvangst nemen”. Opnieuw wordt er hard gelachen. Dit keer echter niet door mij. Ik wist dat ik mijn vader letterlijk mocht nemen.
